In Nederland kost het opruimen van zwerfafval jaarlijks €304 miljoen. De meeste kosten, €281 miljoen, worden door gemeenten gemaakt. Dit blijkt uit een kostenonderzoek dat Rijkswaterstaat in opdracht heeft gegeven en betrekking heeft op het jaar 2021.
De grootste kostenpost zijn de opruimkosten zelf, zoals het machinaal en handmatig vegen van straatstenen en het beheer van prullenbakken. De overige kosten gaan naar communicatie rondom zwerfafval, beleid en burgerparticipatie.
Dit onderzoek is uitgevoerd in kader van de Europese Single-use plastic richtlijn (SUP), die in Nederland is geïmplementeerd via een aparte regeling. Vanaf 2023 worden producenten verantwoordelijk voor een deel van de kosten die gemeenten maken om zwerfafval op te ruimen dat afkomstig is van SUP-producten, zoals verpakkingen, drinkbekers en plastic tassen. Gemeenten ontvangen hiervoor een zogenaamde SUP-vergoeding.
De hoogte van deze vergoeding voor 2023 wordt op 1 juni 2024 bekend gemaakt en uitgekeerd aan gemeenten per 1 november 2024. In het tweede kwartaal van 2023 wordt een proefberekening gemaakt zodat gemeenten een indicatie krijgen van de kostenvergoeding die zij kunnen verwachten voor verschillende categorieën opruimkosten.