Het onzichtbare afval: afgedankte apparaten

Veel Nederlanders hebben afgedankte apparaten thuis liggen die niet worden gerecycled en dat aantal groeit. Televisies, telefoons, computers en andere apparatuur worden sneller vervangen en de oude apparaten laten mensen vaak ergens in huis stof vangen.

Er wordt voor een "onzichtbare afvalberg" gewaarschuwd door de recyclingbranche. Zo stoppen mensen apparaten weg in lades, kasten en dozen in plaats van ze aanbieden voor hergebruik.

Volgens Jan Kamminga van de NVMP, een vereniging die zich inzet voor het inzamelen en recyclen van afgedankte huishoudelijke apparaten, kunnen we 80 tot 90 procent van de apparaten die worden ingeleverd opnieuw gebruiken.

De initiatiefnemers stellen dat de "onzichtbare afvalberg" steeds groter wordt. Dat komt, volgens Kamminga, doordat we in een economisch gunstige tijd leven waarin mensen veel kopen, maar niet veel inleveren.

Dit jaar moet 65 procent van het gewicht van de nieuw op de markt gebrachte apparatuur ingezameld en verwerkt worden. We zaten in 2017 op 54 procent, vorig jaar zijn we gedaald naar 49 procent. Het wordt dus een enorme klus om de 65 procent te halen.

Er komt in oktober een campagne van gemeenten, producenten en verkopers m ervoor te zorgen dat het achtergebleven elektrisch afval toch wordt ingeleverd; de Nationale Recycle Week. 'Iedereen recyclet' is het motto van de Nationale Recycle Week, onder dit motto moet bij consumenten meer aandacht krijgen voor het nut van recyclen van afgedankte apparaten.

We leveren nu te weinig apparaten in, omdat het voor veel mensen toch een stap is die ze moeten nemen. Je moet naar de gemeente om het in te leveren. "Je zegt wel eens tegen elkaar: 'Dat gaan we nou echt eens een keer doen', maar vaak komt het er dan toch niet meer van." aldus Kamminga.

Het gevolg is dat sommige mensen hun oude apparaten bij het restafval gooien of op straat zetten. Soms zie je dat de apparaten 's morgens opgehaald worden door mannen met aanhangwagentjes. Deze mannen halen de waardevolle onderdelen eruit en waar de rest naar heen gaat weet men niet. Volgens Kamminga is dat iets dat niet alleen slecht is voor het milieu, maar ook iets dat je niet moet willen.